Begrippen verklaard:

Vrijmetselarij:

Stroming ontstaan in Schotland en Engeland
De vrijmetselarij (of naar het Frans: maçonnerie) is een internationaal verbreide en regionaal gestructureerde broederschap van mensen die streven naar geestelijke en morele verheffing, onderlinge waardering en wederzijdse hulp. Haar leden worden vrijmetselaren (Engels: freemasons of Frans: maçons) genoemd. De afkomst van deze benaming zou komen van het Franse woord frère-maçons (letterlijk: broeder-bouwer), wat in de Anglo-Saksische vrijmetselarij verbasterd werd tot freemason. Andere bronnen spreken over het soort van steen dat werd bewerkt waarbij de freestone makkelijker was dan de roughstone. De leden onderling spreken elkaar aan met broeder (of zuster indien in de gemengde of vrouwelijke vrijmetselarij). Het is het grootste genootschap met rituelen en is wereldwijd verspreid.

René Pieyns stelt in zijn Encyclopedie van de gewone vrijmetselarij dat er zes verschillende invalshoeken zijn om tot een definitie te komen (geciteerd uit Wikipedia).
Deze zijn:

  1. een doelmatige definitie – een broederschap: De vrijmetselarij is een middel om oprechte vriendschap te stichten tussen personen die anders in voortdurende verwijdering zouden gebleven zijn. Welwillende en oprechte individuen vormen een collectiviteit of broederketen waar vertrouwen en vriendschap heerst. Binnen deze broederketen zijn alle schakels gelijk. De broederketen werkt als een eenheid, die veel krachtiger en efficiënter functioneert dan wanneer elk individu alleen zou optreden.
  2. een methodieke definitie – een initiatieke gemeenschap: De vrijmetselarij hanteert als werkmethode de initiatie, dit wil zeggen de stelselmatige, graduele en gestructureerde inwijding van haar leden tot volwaardige vrijmetselaars. In deze zin vormen de vrijmetselaren een filosofische elite van ingewijden in filosofische opvattingen die niet toegankelijk zijn voor profanen.
  3. een organisatorische of structurele definitie – een hiërarchische orde: De vrijmetselarij kan slechts bestaan als specifieke organieke structuur, wat typerend is voor de vrijmetselarij. Dit vertaalt zich in een uitwendige en zichtbare hiërarchie op collectief (bestuurlijk) niveau en een inwendige (onzichtbare) hiërarchie op individueel en initiatiek niveau.
  4. een inhoudelijke definitie – een ethische gemeenschap: Van iedere vrijmetselaar wordt verwacht dat hij of zij door zijn of haar metselactiviteit een beter mens wordt. Het geheel van riten dat hiervoor wordt gebruikt is doorspekt met een specifieke symboliek, eigen aan de vrijmetselarij. Dit is het praktische middel om deze inhoudelijke ethische boodschap over te brengen.
  5. een praktische definitie – een levenshouding: Hier wordt het accent gelegd op de fundamentele grondhouding waarvan elke vrijmetselaar moet getuigen. Het geloof in de maakbaarheid, het permanente kunnen verbeteren van de mens, enerzijds op individueel vlak, anderzijds op collectief vlak. De symboliek die daarbij gehanteerd wordt is die van de tempelbouw van koning Salomo die staat voor de tempel van de maatschappij. Deze grondhouding is de basis van de zingeving in het leven van elke vrijmetselaar.
  6. een romantische definitie – het geloof in utopieën: Het geloof in een – volmaakt en momenteel nog niet bereikt – utopisch doel gelegen in de toekomst dient als oriëntatiepunt van de arbeid. Het geloof in een universele broederschap van alle mensen, ongeacht verschillen in geloof, cultuur, taal, ras enz. wordt gezien als motiverende factor voor het handelen. Er wordt gestreefd naar geïnstitutionaliseerd kosmopolitisme. Het wezen van de vrijmetselarij als ‘société de pensée’ of als draagster van de beschaving maakt van haar een soort laboratorium waar experimenten met betrekking tot het sociale en culturele leven worden uitgevoerd of waar nieuwe ideeën worden uitgewerkt.

Vrijmetselarij in de noordelijke Nederlanden

Direct na de stichting van de Grootloge van Londen werden in Nederland de eerste, kleine stappen vanaf ca. 1723 gezet. Het verbod op de activiteiten van de eerste twee loges hebben de broeders in het toenmalige gebied van de Nederlanden (de Zeven Verenigde Provinciën), er niet van weerhouden door te gaan met het stichten van en werken in loges. Vanaf 1756 komt een officiële organisatiestructuur tot stand die kort daarna door Londen als zelfstandige grootloge wordt erkend. De Nederlands grootloge is daardoor één van de oudste (zo niet de oudste) werkende organisatie in de maçonnieke wereld; ook is het in Nederland één van de oudste verenigingen.

De introductie van de vrijmetselarij in de Zeven Verenigde Provinciën in 1734 is vooral gebeurd door de uitgebreide contacten die er waren tussen het hof van de Oranje-Nassau’s en de Koninklijke familie van het Verenigd Koninkrijk (Engeland, Schotland, Ierland en Hannover), de handelscontacten en de uitwisseling van officieren in militaire (en daardoor ook Staatse) dienst. Dat de Staten van Holland als machthebbers niet erg tolerant waren voor een geheim genootschap, is bekend en het verbod in 1735 is dan ook uitgebreid beschreven in de Engelse pers via pamfletten. De Broeders lieten zich niet wegdrukken en gingen ondergronds; andere tijden ontstonden in 1747 toen het Stadhouderschap in Holland en Zeeland werd hersteld en erfelijk werd verklaard voor Willem IV en zijn nazaten. De vrijmetselarij in Nederland organiseert zich weer en de stichting van de Groote Loge in 1756 vloeit uit die veranderde tijden voort. De erkenning door Londen in 1771 maakt ons tot de oudst continu werkende continentale club! En wellicht zelfs tot de oudste club van de wereld aangezien de samenvoeging van de twee rivaliserende grootloges in Engeland niet als continuïteit kan worden gezien maar een nieuwe frisse start; zelfs het rituaal gaat daar op de schop en er komt een nieuw standaard rituaal gebaseerd op beide stromingen maar daardoor wel afwijkt van de oudere versies zoals wij die op het continent hebben leren kennen en hebben gehandhaafd.
  

Profanen, broeders en leden; aanspreekvormen
De mensen buiten de kring van vrijmetselaren leven in de gewone, profane wereld; zij worden profanen genoemd.
Zodra een buitenstaander zich aanmeldt als kandidaat lid voor de orde en loge wordt hij als kandidaat vermeld en na opneming als lid van orde en loge tot broeder van allen.
In de logebijeenkomsten spreken wij elkaar aan met broeder; de voorzitter en de oud-voorzitters worden aangesproken met Achtbare Meester. De broeders die een plaats hebben in het landelijk bestuur hebben hun eigen aanspreekvormen.

 
 
Inwijding, initiatie, aanneming

De vrijmetselarij is een initiatieke gemeenschap. In de oude termen werd vaak het van uit het Frans afgeleide woord receptie gebezigd; dat is te verklaren met het begrip: aanneming; de aanneming bestaat uit een samenstel van handelingen waardoor de profaan wordt tot lid en broeder.
Bij het woord inwijding is ook sprake is van serie handelingen om iemand op te nemen in een groep waarvan de connotatie meer religieus gericht gevoeld kan worden.
Le Véritable Zèle heeft gekozen om aan te sluiten bij het oude begrip ‘receptie’ en te spreken over aanneming.

  

Loge, Tempel of werkplaats

Er wordt van elk van deze termen gebruik gemaakt soms ook om het andere aan te duiden.

Loge: entiteit binnen de vrijmetselarij waar de leden die broeders worden genoemd, bij elkaar komen voor het verrichten van hun arbeid. Het is ook het gebouw of de ruimte waarin men samenkomt dat met dit begrip wordt aangeduid.

Tempel: ruimte in het logebouw waar de broeders samenkomen wordt door velen aangeduid als de Tempel; immers de broeders werken samen aan een tempel van levende stenen waarvoor die van Koning Salomo als voorbeeld dient. De ruimte is geen tempel in de ware betekenis van dat woord omdat aan de ruimte geen gewijde kracht kan worden toegekend
Werkplaats: de benaming is ontleend aan de plaats waar het werk wordt verricht. Of het nu operatief of speculatief is, doet hier niet toe.

Conclusie: Le Véritable Zèle prefereert als woordgebruik dat de loge dus bijeenkomt in de werkplaats en dat de broeders daar samen werken aan een tempel van levende stenen…

  

Religie?

Een veel gestelde vraag is of vrijmetselarij een religie is. Het antwoord is eigenlijk best makkelijk te geven namelijk met een eenvoudig neen. De leden van de orde worden vrijgelaten in welke religie zij wensen aan te hangen.

Nu er geen sprake is van een kerk of school, hangt de vrijmetselarij daardoor geen enkele doctrine aan. Er zijn geen dogma’s. Het gaat om verdraagzaamheid en wederzijds respect. Ieder in zichzelf dient zijn (subjectieve) waarheid te zoeken en te ontdekken en daarmee is het geen levensbeschouwing, maar wel een levenshouding. Door de methode van werken is het een hulpmiddel tot stimulering van de persoonlijke ontwikkeling en beleving om zo dichter bij het begrip waarheid te komen. Het opschrift op de Apollotempel in Delphi: Ken U zelf (en gij zult de goden leren kennen) heeft in dit verband een bijzondere betekenis voor de vrijmetselaar.
Wel moet worden geconstateerd dat er een zeker algemeen religieus gevoel nodig is om de rol van de Opperbouwmeester van het Heelal te kunnen bevatten (in het Engels: The Grand Architect of the Universe).

  

Interessante websites