Over de voorgeschiedenis van de vrijmetselarij is weinig met zekerheid te vertellen. Bekend is de band met de oorspronkelijk Engelse en Schotse steenhouwersgilden die met afspraken en gebaren hun beroep afschermden. Diezelfde steenhouwers hanteerden reeds de verwijzing naar de ark van Noach en de tempel van Salomo. Later zijn ook mannen van buiten het beroep toegelaten, zijn de oude gebruiken blijven bestaan en aangevuld met bijdragen uit o.a. het christendom en het jodendom. Slechts vanaf het begin van de 18e eeuw, en in elk geval vanaf ongeveer 1717 kan met enige objectiviteit de geschiedenis van de vrijmetselarij worden geschetst.
Voor 1717
Aan het einde van de 15e en het begin van de 16e eeuw ontstaat in Engeland en Schotland een aantal verenigingen die regelmatig samenkomen om te vergaderen. Vooral in Schotland was dit populair omdat men na de Schotse reformatie elke vorm van gezelligheid en verenigingsleven uit de godsdienstbeleving verbannen had. Deze verenigingen hebben een sociaal en gezelligheidskarakter. Anderzijds hebben deze clubs ook een inhoudelijk of filosofisch karakter. Men komt samen rond een bepaald inhoudelijk thema. Burgers en notabelen met tijd en geld wensen zich zo te profileren en te ontplooien.
Deze samenkomsten worden tevens gekoppeld aan vormelijke elementen. De vrijmetselarij gebruikt vormen van de operatieve mens die als architect en steenhouwer vanaf de vroegste tijden heeft gebouwd en verwijst vaak naar de bouw- en steenhouwerssymboliek, zoals die in de middeleeuwen was gegroeid. Dit noemt men door de toepassing buiten het eigenlijke arbeidsbereik van de bouw daardoor speculatief (spiegelend); hierdoor is een ‘tegenstelling’ tussen operatieve en speculatieve vrijmetselarij. Tezelfdertijd overigens waren gelijkwaardige verenigingen actief rond andere symbolische thema’s, bijvoorbeeld allerlei type van handwerkers als banketbakkers en timmerlieden. In de lage landen waren het ook de gilden die een dergelijk bestaan kenden. Deze organisaties bestaan vandaag de dag niet meer, of zijn veel minder bekend.
Dat deze speculatieve vrijmetselarij in continuïteit staat met de middeleeuwse bouwgilden wordt betwist omdat de draad zeer dun is en regelmatig werd onderbroken. Voorstanders van deze stelling beroepen zich op het bestaan van Schotse documenten, die dit afdoende zouden aantonen. Tegenstanders hebben kritische opmerkingen over de bewijswaarde en doorwerking van deze spaarzame documenten. Speculaties aangemoedigd door pseudohistorici zijn echter troef. Aldus kan men in het beste geval slechts voor Schotland stellen dat de speculatieve vrijmetselarij werkelijk afstamt van de operatieve vrijmetselarij. Het gildewezen was op het Europese continent veel eerder verdwenen en stond zelfs in de achttiende eeuw in een kwalijke geur.
Het jaar 1717 en verder
Op 24 juni 1717 besloten vier speculatieve vrijmetselaarsloges, die alle in Londen hun werkterrein hadden, zich te verenigen in een overkoepelende organisatie, de Grand Lodge of London. Hierbij speelde de Franse Hugenoot John Theophilus Desaguliers een belangrijke rol. Enkele jaren later werden de regels dan ook geüniformeerd en gecodificeerd. De vrijmetselarij won aan succes, en groeide gestaag.
De Britse predikant James Anderson stelt in 1723 de grondregels vast in zijn boek The Constitutions of Freemasonry. Deze grondregels zijn gebaseerd op de zogenaamde Old Charges (de Oude Plichten) en zijn een compilatie van oude constituties en regels van operatieve loges. De constitutie was aldus een versmelting van de Gotische constitutie uit 1390, de Cooke-constitutie uit 1410, de Inigo Jones-constitutie uit 1607 en de Wood-constitutie uit 1610. Deze zijn razendsnel de bijbel van de vrijmetselarij geworden. Nu kan de verspreiding van de vrijmetselarij over Engeland (1717), Ierland (1725), Schotland (1736), de Britse kolonies en het Europese continent beginnen. Voor Europa begint dat in Frankrijk (1726) en de Nederlanden (informeel vanaf ca. 1723, zeker van 1734).
De Nederlanden
Ook in de Nederlanden schiet de vrijmetselarij wortel en wel vanaf het begin van de jaren 1720 en meer specifiek in het gewest Holland; de eerste contacten lopen via handelslieden die vanuit Holland naar Engeland of Schotland op bezoek gingen; er zijn daar registraties bekend van Nederlandstalige leden.
In 1731 is er een officieel rapport vanuit Den Haag aan de Grand Lodge in Londen over de in een particuliere loge georganiseerde opname als vrijmetselaar van Frans III Stefan, regerend hertog van Lotharingen, de latere echtgenoot van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk en vanaf 1745 Keizer van Duitsland. Dit geschiedde ten huize van de ambassadeur van het Verenigd Koninkrijk in Den Haag, Philip Stanhope, 4th Earl of Chesterfield, in aanwezigheid van de 3e Grootmeester John Theophilus Desaguliers (die op toer was in Holland voor lezingen) en een aantal andere Broeders waaronder één ‘Hollander’, waarschijnlijk Vincent La Chapelle, chef de cuisine en major domus van Stanhope in Engeland en Den Haag, later in dezelfde rollen voor Willem IV; La Chapelle was in Londen vrijmetselaar geworden.
Saillant detail is dat Stanhope in Wenen had onderhandeld over een Engels Oostenrijks samenwerkingsverdrag dat in 1731 werd gesloten en waarna Frans Stefan die toen al voorbestemd was met Maria Theresia te trouwen, maçonniek werd aangenomen in Den Haag, en dat kort daarna op instigatie van Stanhope de onderhandelingen werden geopend om Anna van Hannover, de Princess Royal te laten huwen met Willem IV van Oranje-Nassau; dit huwelijk werd in 1733 gesloten.
Daarna werd te ‘s-Gravenhage loge L’Union Royale op 19 november 1734 als eerste Nederlandse werkplaats onder de naam “Loge du Grand-Maître des Provinces Unies et du ressort de la Généralité” opgericht. De eerste bijeenkomst had plaats in de herberg Lion d’Or aan de Hofstraat te Den Haag onder voorzitterschap van Vincent la Chapelle.
De tweede loge werd op 24 oktober 1735 opgericht met als naam Le Véritable Zèle. Van deze werd Louis Dragan, een Haagse lakenhandelaar met Franse herkomst de eerste voorzitter. De bijeenkomsten werden gehouden in de Nieuwe (of St. Sebastiaans) Doelen te ’s-Gravenhage (nu het gebouw van het Haags Historisch Museum aan de Korte Vijverberg). De oprichting van deze eerste loges werd trots gemeld in de belangrijkste couranten van die tijd.
Helaas waren de Staten van Holland niet overtuigd van de waarden van de vrijmetselarij en zagen er een tè geheim genootschap in waardoor een verbod volgde. Bovendien waren de leden vooral verbonden aan het hof van de Prins van Oranje of bekend als zijn aanhangers, terwijl het land werd geregeerd door de Staten-Generaal zonder stadhouder. Hierover was in Londen als bakermat van de vrijmetselarij zoals wij die nu kennen, nogal wat te doen en er is een aantal pamfletten en publicaties gewijd aan de Hollandse situatie in deze periode. De vrijmetselarij in Holland ging ondergronds, bleef bestaan en kwam na de ommekomst van het Tweede stadhouderloze tijdperk na 1747 weer bovengronds. De stichting van een eigen organisatie (meestal grootloge genaamd) vond op 26 december 1756 plaats. Hierdoor is de Nederlandse vrijmetselarij georganiseerd als één van de oudste zelfstandige grootloges in de wereld en heeft ononderbroken kunnen werken. Alleen in de duistere periode 1940-1945 werden alle activiteiten door de Duitse bezetter verboden en de organisatie geheel ontbonden.
Prins Frederik van Oranje-Nassau als Grootmeester in 1817.
Hij bleef in functie tot aan zijn overlijden in 1881. Foto van Paul Mellaart
Oppositie
In de eerste helft van de 18e eeuw veroordeelde ook de Rooms-Katholieke Kerk de vrijmetselarij. Zij verbood katholieken om lid te worden van de vrijmetselarij op straffe van ex-communicatie. Deze ban is tot op heden officieel blijven bestaan. Ondanks dit verbod waren ook Rooms-Katholieke geestelijken lange tijd actief in de vrijmetselarij omd
at het kerkelijk verbod niet wereldlijk werd afgedwongen.
Tijdens de Franse Revolutie stonden vrijmetselaars in verschillende kampen: Jean-Paul Marat was vrijmetselaar, Maximilien de Robespierre niet. Lafayette, aanvankelijk aanhanger van de revolutie, later weer niet, was ook vrijmetselaar en overleefde alles maar Condorcet en de grootmeester van het Grand Orient de France werden geguillotineerd. Edmund Burke, een Ierse staatsman, conservatief filosoof en vrijmetselaar, bestreed de Franse Revolutie. Thomas Paine, een belangrijk denker van het liberalisme, was in eerste instantie een aanhanger van de Franse Revolutie die echter ternauwernood aan de guillotine ontsnapte.
In alle totalitaire regimes werden de loges opgeheven en de leden vervolgd. Nog in 1951 werden in Roemenië vrijmetselaars om hun overtuiging door de communisten terechtgesteld. Dit gebeurde ook onder het Nationaalsocialisme in Duitsland waarbij de vrijmetselarij verdacht gemaakt werd als een volksvijandig element; hier werd aan toegevoegd dat het een geheime joodse samenzwering zou zijn tegen het Duitse volk (1933-1945). Na de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) en de staatsgreep door militair dictator Francisco Franco kwam de oprichting van de Bijzondere rechtbank voor de repressie van de vrijmetselarij en het communisme tot stand; deze heeft tot zijn opheffing in 1964 meer dan 60.000 processen gevoerd, het merendeel tegen vrijmetselaars.
Na de ontmanteling van de dictatuur in Spanje, de val van de Berlijnse Muur en het verdwijnen van het IJzeren Gordijn, werden snel daarna in die landen nieuwe organisaties van vrijmetselaren opgericht en toegelaten meestal gesteund door broeders die eerder voor het regime waren gevlucht.
Vrijmetselaren zijn sinds 1717 op allerlei fronten actief geweest. Niet alleen bij de stichting van de Verenigde Staten was een deel van de Founding Fathers vrijmetselaar, ook later werden vorstelijke personen en hun mannelijke familieleden actief bijvoorbeeld in Scandinavië en in het Verenigd Koninkrijk. Er waren schrijvers, dichters, artiesten, componisten en politici actief. Mocht u meer willen weten dan kan het internet u zeker verder helpen.
Ook is er veel onzin gedebiteerd over de vrijmetselarij; het is immers een soort van geheim genootschap en dat heeft ook geleid tot excessen soms in eigen kring maar ook omdat anderen zich bedienden van de taal van de vrijmetselarij voor andere duistere doelen. Vrijmetselarij bestaat bij de gratie van vrije mannen van goede naam die zich bezighouden met het zoeken naar waarheid, die streven een beter mens te worden en die graag elkaar en anderen willen ontmoeten in een harmonieus samenzijn.
Mocht u interesse hebben in meer literatuur dan kan Wikipedia (waar een deel van bovenstaande aan is ontleend) u verder helpen met het vinden van teksten en bronnen.
U kunt ook contact zoeken met de loge via onderstaand invulformulier.